Een In Memoriam Harada Tangen Roshi (1924 – 2018) is hier te beluisteren.
Harada Tangen Roshi’s verhaal
Wees als een stoel
Toen ik zeventien jaar oud was had ik het geluk een boek te lezen genaamd Inshitsu-roku, door professor Enryohan, een bekende geleerde uit de Ming-dynastie. (1368-1644).
Het is een boek met instructies die de professor samenstelde voor zijn zoon Tenkei.
De term ‘inshitsu’ betekent voorbestemd te zijn zonder dat men zich daarvan bewust is. Dat wil zeggen dat voorspoed, zonneschijn, schaduw, ups en downs – die je overkomen – van nature bepaald zijn, zonder dat je het weet, dit door je acties uit het verleden, deugden en ondeugd.
Toen ik het boek zorgvuldig las, werd het me duidelijk dat er een pad moest worden gevolgd, en ik besloot dat pad te volgen. Volgens het boek begon de Professor in karmische vergelding te geloven door een waarzegster genaamd Ko. Vervolgens ontmoette hij zenmeester Unkoku die op hem indruk maakte door hem duidelijk te maken dat karma slechts één kant van de munt is. Zo schrijft hij aan zijn zoon, Tenkei, dat je verantwoordelijk bent voor de constructie van je eigen wereld. Het gaat er niet om het leven in een vooraf bepaalde vorm te leven, maar door je eigen inspanningen is het mogelijk om, zelfs al is het maar één stap, dichterbij je doel te komen.
Van kinds af aan had ik het gevoel alsof ik ergens naar op zoek was, ik was in die tijd nogal rebels. Op de middelbare school bleef ik maar denken dat ik nooit de gelegenheid heb gehad om de reden van dit leven te begrijpen. Ik gaf niet zoveel om boeddhistische priesters. Ik had een vooropgezette mening en vond dat ze grappige kleren droegen, veel onzin spraken en levens leidden van comfort en gemak. Maar dit boek beschreef datgene waar ik al sinds mijn kindertijd naar op zoek was, en het verbaasde me dat dat door de lessen van een priester kwam. Hoewel Inshitsu-roku confucianistisch, en niet boeddhistisch is, is het een zenmeester die duidelijk de weg wijst. En trouwens, de man die het boek vertaalde, Harada Daiun Sogaku Roshi, zou vijf jaar later mijn zenleraar worden. Toen ik achttien of negentien jaar oud was, besloot ik om als een stoel te worden. Dat omdat een stoel zijn diensten aan niemand weigert; je gaat er op zitten en laat je benen rusten. Nadat je uitgerust bent, staat niemand op en bedankt de stoel of spreekt hem vriendelijk toe. Het zal waarschijnlijker zijn dat de stoel wordt weggetrapt. Bovendien moppert of klaagt de stoel niet en ook koestert hij geen wrok, neemt alleen wat hem gegeven wordt. Wanneer er een klus moet worden gedaan, dan zet hij al zijn energie in zonder te kiezen en te kiezen op basis van zijn verlangens. Ik dacht: zou het niet geweldig zijn om zo’n hart te hebben. Ik schreef op een groot vel papier, wees als een stoel, en elke dag keek ik hoe dicht ik het stoel zijn benaderd had. Als ik ook maar een klein beetje onvrede bij mijzelf ontwaarde, zou ik dat als een gênante gemoedstoestand voor een stoel beschouwen. Ik trachtte mij bewust te worden hoe ik van nut was voor anderen. Een stoel ploft niet neer op de zittende neer, toch? Wat er positief aan dit alles was, was dat ik, als het mogelijk was, anderen voor zou laten gaan, anderen voor mijzelf stellen. Het streven ernaar was niet geforceerd of onnatuurlijk; het kwam voort uit het leven zelf en was aangenaam, niet pijnlijk. In de tijd dat ik deze oefening volgde, ging ik naar Mount Kinpoku, een vrij kleine berg van de Jukkoku-pas in Yugawara. Toen ik die dag de berg beklom, kon ik aan niets anders denken dan aan mijn eigen egoïsme en huilde mijn hart uit mijn lijf. Herhaaldelijk werd ik geconfronteerd door gevoelens van ‘ik ben niet goed, ik deug nergens voor,’ toen ik de dertig minuten durende klim het bergpad op maakte. Stond er een groot stenen beeld op de platte top van de berg. Als ik het vandaag zou zien, zou ik misschien weten wie het is, maar in die tijd ik had geen idee. Tijdens mijn klim naar boven denk ik dat ik langs verschillende beelden van Kannon (skr. Avalokitesvara) ben gekomen en ik denk dat het misschien een beeld van Shakyamuni Boeddha was . Maar in die tijd wist ik niets van boeddhisme of van het betonen van eer aan zijn stichter. Ik was meer bezig met de regels van de voorbereidende school van professor Shoin Yoshida en ik begon die regels te reciteren. Ik denk dat ik door het reciteren in een zuiverder gemoedstoestand ben gekomen. Ik klom aan de andere kant naar beneden waar zich een afgrond vormde. Er was een vallei uitgegraven en achter de vallei lag de Stille Oceaan. Ik kon de glooiende heuvels van het schiereiland Izu zien. Door het berglandschap blies de wind vanuit de vallei omhoog en het voelde alsof ik groter en groter werd. Achteraf zou je kunnen zeggen dat ik de realiteit ervoer van één te zijn en verzorgd te worden door alle dingen van deze wereld, de grootsheid van het leven dat ik heb ontvangen en nu zo ervoer. Ik voelde ik mezelf groter worden en voelde dat ik door iedereen werd beschermd. Op dat moment kon ik mezelf niet meer bedwingen, dus met een bulderende stem slingerde ik mijn naam zeven of acht keer richting de horizon. Maar ik kon me nog steeds niet stil houden, en opeens snelde ik het bergpad af. Een bergpad afvliegen is een riskante bezigheid, maar ik heb het gehaald naar Atami Station zonder in het dal gestort te zijn. Het was alsof ik in één adem naar beneden vloog. Omdat niemand op dat moment mijn gemoedstoestand kende, als ik was gestruikeld en in de vallei was gevallen, had iedereen waarschijnlijk gedacht dat ik zelfmoord had gepleegd. Hoewel ik in die tijd terug wilde komen om mijn respect te betuigen aan deze geliefde berg, ben ik niet één keer terug geweest. Sinds die tijd ontvouwt zich voor mij een heldere en veranderde wereld. Gedurende een of twee maanden na deze ervaring schitterde alles, tot aan de kiezels langs de kant van de weg, schitterend. Het is een intiem, vriendelijk leven. Ik herinner me goed vervuld van samen te zijn, de wetenschap deel uitmaken van een en hetzelfde leven. In die tijd wist ik nog steeds niets van zazen, maar de muren die me van anderen scheidden waren ingestort. Mijn leven was op de een of andere manier een wereld geworden zonder discriminatie, ik had het gevoel dat ik zelfs kon kletsen met het getjilp van mussen. Later, toen ik met zazen begon, waren de teisho’s van mijn leraar de herkenning, die ik van jongs af aan gezocht had. Met een volledig open en ontvankelijke geest kwamen ze onbelemmerd binnen. Zonder theoretisch begrip en zonder in staat te zijn om uit te leggen wat er gebeurde, had ik de vreugde van het leven aangeboord en besloot ik vanaf dat moment mijn leven te wijden aan het terugbetalen van mijn dankbaarheid. Omdat het oorlogstijd was, voelde ik dat het enige wat ik onmiddellijk kon doen om te helpen was om de eerste kogel op te vangen. Gedreven door de geest van het helpen van anderen, sloot ik me aan bij het leger. Ik was vanaf het begin bereid om te sterven. Zoals alle anderen in die tijd, was het voor mij alleen maar natuurlijk om mijn leven te geven. Maar hoewel ik herhaaldelijk in gevaarlijke situaties ben beland, waaronder een jaar als krijgsgevangene, ben ik altijd, op mysterieuze wijze op het nippertje ontsnapt. Vanaf die tijd, of mijn acties nu wel of niet door mijn metgezellen gezien werden stopte ik al mijn energie in dat wat ik wist en wat ik moest doen werd alleen maar sterker en sterker. Ongeacht of mijn acties door hen om me heen werden erkend of gewaardeerd
Vervolgens ben ik in 1946 met de leken met zentraining begonnen en ben ik in 1949 tot priester gewijd.
Tangen Harada Roshi