Het Daruma Zenboeddhisme

DARUMA ZEN

Bij de Suiren-Ji tempel wordt de Daruma zen beoefend, gebaseerd op de eerste zenschool van Japan.

Het fundament van Daruma-zen is “Hongaku” (aangeboren Boeddhaschap); iedereen bezit de Boeddha-natuur en kan die verwezenlijken. De methode die hiervoor gebruikt wordt, is een onderwerploze meditatietechniek. Er wordt uitgegaan van stille beschouwing of belichting (Shikantaza). Dit gebeurt in stappen. Men begint met het tellen van de ademhaling (Shusokakan) om vervolgens beide technieken toe te passen. De grondlegger van de Daruma-zen is Dainichi Nōnin, die leefde in de 12e eeuw. Hij was monnik van het Tendai Boeddhisme, maar kreeg twijfels omtrent de theorie dat de mens van nature Boeddha is. Hij vroeg zich namelijk af: ‘Als de mens al van oorsprong Boeddha is, waarom zoekt hij dan verlichting en oefent hij zich spiritueel? En waarom hebben in het verleden alle Boeddha’s zich spiritueel geoefend?’ Tot hij Chinese geschriften in zijn bezit krijgt die hem de techniek van shikantaza aanreiken. Zonder aflaten oefent Nonin zich in de objectloze meditatietechniek tot hij ‘Daikensho’ bereikt (een vereenzelviging met zijn werkelijke natuur “hongaku” 本覚). Kort hierna sticht hij het klooster Sambo-Ji (het drie schatten klooster) en stelt zichzelf aan als abt en zenmeester. Rivaliserende scholen betwisten zijn autoriteit als zenmeester, omdat er geen officiële overdracht heeft plaatsgehad. Gezien zijn leeftijd kan hij onmogelijk een reis naar China ondernemen. Daarom stuurt hij twee leerlingen naar China met het verzoek aan zenmeester Zhuóān Déguāng zijn verlichting (Dai-kensho) te bevestigen. Met het certificaat van de bevestiging van zijn zenmeesterschap (Inka) en een portret van ‘Daruma’ keren de leerlingen terug. 1196 is de waarschijnlijke overlijdensdatum van Nonin, hij wordt opgevolgd door zijn leerling Kakuan. Die vormt een nieuwe gemeenschap in Yamato in de Tonomine tempel waar Koun Ejo zich bij de gemeenschap voegt.

DE LEER (Dharma)

Danichi Nonin was de eerste in Japan die er vanuit ging dat de leer buiten de geschriften om gaat, in de zin van: door boeddhistische geschriften te lezen bereik je geen verlichting, net zo min als door een kookboek te lezen je honger verdwijnt.  

Door zijn eigen verlichtingservaring  beaamde hij dat de mens van nature een Boeddha is, maar zich dit niet realiseert. Zen-training is niet bedoeld om een Boeddha te worden, maar tot realisatie te komen dat men van nature al Boeddha is.

Het fundament van zijn leer is dan ook “Hongaku” dat vrij vertaald inherent is aan aangeboren of’ oorspronkelijke verlichting, dat alle levende wezens al op de een of andere manier verlicht of ontwaakt zijn. Het is nauw verbonden met het begrip Boeddha-natuur. De nadruk van zijn leer berust dan ook op meditatie waardoor men tot realisatie komt. Ceremonies en tempeldiensten spelen niettemin een rol in zijn leer, maar altijd in combinatie met meditatie. Ook vond hij dat het volgen van de kloosterregels niet essentieel was als onderdeel van de zentraining, maar in combinatie met meditatie toch een goed hulpmiddel. Zijn leer omvat meer dan domweg op een kussentje mediteren,  de aanvulling op meditatie zoals voorschriften, ceremonies en gebruiken geen vast omlijnde gewoontes zijn waar gewenning uit voortkomt die je weer als houvast gebruikt. Binnen zijn leer is geen houvast, geen doel of eindpunt. Dit gegeven is de grootste worsteling voor zenstudenten die zijn leer volgen. De term ‘Unsui’ wat vrij vertaald regenwolk betekent, is een term die gebruikt wordt voor een beginnende monnik. Een wolk heeft geen houvast, geen voor- of afkeer en is los van gehechtheden.

DE SANBO TEMPEL

In 1189 sticht Nonin de Sanbo-Ji tempel in Settsu Nakajima en krijgt verschillende leerlingen en zijn populariteit neemt toe onder de gewone bevolking van Japan. Onlangs hebben onderzoekers de invloed van de Sanbo-Ji tempel aan de hand van oude kaarten en topografische documenten kunnen terugvoeren waaruit blijkt dat de Sangha-leden van de tempel uit de wijken Daido, Komatsu, Zuiko en Osumi kwamen. Daaruit blijkt dat de Sanbo-Ji tempel een geduchte rivaal van andere boeddhistische sekten in de omgeving was.

En hoewel de tempel verdwenen is waren de namen van de huidige wijken Komatsu en Nishidaido tot de eerste helft van de 20e eeuw Sanbo-Ji.

DARUMA

Daruma was een Indiase monnik die rond 500 n.Chr. naar China kwam. In 520 werd hij door de keizer uitgenodigd die hem vroeg: ‘Ik heb mij altijd ingezet voor het Boeddhisme, tempels gebouwd en sangha’s ondersteund, wat is mijn verdienste hiervoor?’ Daruma antwoordde: ‘Niets, geen enkele verdienste.’ Toen vroeg de keizer wat de heilige waarheid van het Boeddhisme was. ‘Oneindige leegte, er is niets heiligs aan’, antwoordde Daruma. Verbijsterd vroeg de keizer: ‘Maar wie staat hier dan voor mij?’ ‘Geen idee’.

Dit is de essentie van Daruma zen: goed doen leidt niet tot bevrijding, inzicht leidt tot bevrijding. Werkelijk inzicht is pas mogelijk als je overtuiging gedragen wordt door gevoelens die voortkomen uit ervaren. Ervaring is de sleutel tot inzicht. Een afbeelding van een appel smaakt naar papier. Ondanks dat je weet hoe een appel er uit ziet, heb je niet meer dan een voorstelling van een appel.

Nonin’s opvolger Kakuan verzocht op zijn sterfbed zijn leerling Koun Ejō (1198-1280) om bij Dogen, de grondlegger van de Soto zen in de leer te gaan. In 1194 was de Daruma zen school door intriges van andere Boeddhistische stromingen door de overheid verboden, maar was ondergronds door gegaan Het klooster van Dogen was gevrijwaard van interferentie zodat hij zich daar ongestoord op zijn training kon richten. Na zijn toetreden in het klooster van Dogen voegen zich meer studenten van de Daruma shu zich bij Dogen. Na het overlijden van Dogen wordt Koun Ejo de tweede patriarch van de Japanse Sōtō-school.

Koun Ejo

Tegenwoordig wordt Ejō door alle bestaande afdelingen van de Sōtō-school beschouwd als de spirituele opvolger van Dōgen. Hij wordt vooral herinnerd als de auteur van de ‘Shōbōgenzō Zuimonki’, een verzameling informele gesprekken door Dōgen die koun Ejo optekende. Hij is ook prominent aanwezig in de Denkōroku, het eerste grote geschrift dat in de Sōtō-school na Dōgen werd opgetekend.  Na de dood van Dōgen heeft Ejō moeite om het leiderschap over het klooster te behouden. De opvattingen van Koun Ejo voortgekomen uit de Daruma Shu, worden betwist door Jakuen, Gikai, Gien en Giin, die allemaal oorspronkelijk studenten van Dōgen waren. Ze betwisten de autoriteit van Koun Ejo. Dit leidde tot een machtsstrijd die bekend staat als de sandai sōron die de soto zen gemeenschap tijdelijk verdeeld. Door huidig onderzoek wordt de lof die Dogen werd toegekend nu verlegd naar Koun Ejo en daarmee het gedachtegoed van  de Daruma school in ere hersteld.

Dahui_49th_generation

 

大慧宗杲 Dahui Zonggao 1089-1163